Sportblessures bij kinderen? Train de trainer
Kinderen die in de groei zijn, hebben een verhoogd risico op sportblessures. Het lichaam is constant in verandering. Sport en beweging zijn ontzettend belangrijk voor jonge kinderen, daar zijn we het wel over eens. In de amateursport zijn de meeste trainers van goede wil, maar niet voldoende opgeleid. Het zijn vaak vrijwilligers met hart voor de sport, maar zonder uitgebreide inhoudelijke kennis over het kinderlichaam (en de daarbij behorende belastbaarheid).
Bovenstaande in acht genomen, is het niet gek dat zich jaarlijks veel kinderen bij een kinderfysiotherapeut melden met sport gerelateerde klachten. Maar wat als we voorkomen in plaats van genezen? Wat als trainers beter op de hoogte zijn van de do’s and dont’s?
Sportblessures horen erbij?
Sporten is gezond en kent vele voordelen. Dat geldt voor volwassenen, maar zeker ook voor kinderen. Dat blessures er een beetje bij horen, lijkt wel de algemeen geldende gedachte te zijn. Volgens het RIVM kennen we in Nederland jaarlijks zo’n 5,5 miljoen sport gerelateerde blessures. Zo’n 12,5 % van de kinderen <17 jaar krijgt te maken met een sportblessure. Eén op acht dus!
Overbelasting of acuut
Blessures kunnen in twee categorieën worden verdeeld; overbelastingsblessures en acuut ontstane blessures. Maar eigenlijk is er maar één basis, want ook de acute blessures hebben een relatie met overbelasting. Door lokale vermoeidheid wordt er minder goed of te traag gereageerd. Een voorbeeldje hiervan is het verzwikken van de enkel tijdens de landing van een sprong aan het einde van de training, gescheurde enkelbanden zijn dan het acute gevolg van overbelasting.
Oorzaken
Maar hoe kan het dat kinderen overbelast raken bij het uitvoeren van hun sport? Horen ze dan niet eindeloos te kunnen bewegen en springend door het leven te gaan?
Uuuh ja, op zich wel, maar de omgeving verandert en daarmee ook het fysiek van kinderen.
Enerzijds is het zo dat de botten sneller groeien dan de spieren. De spieren zijn dan tijdelijk verkort en gaan aan de pezen en gewrichten trekken. Ook zie je vaak in de groei een (tijdelijke) disbalans ontstaan in de spierkracht. Vaak zie je bijvoorbeeld dat wanneer kinderen snel groeien, de spierkracht niet meer optimaal is voor het langere lijf en dat daardoor de knieën eerder naar binnen vallen (x-benen). Wanneer er met deze x-benen gesport wordt, wordt er op een verkeerde manier kracht gezet op gewrichten, spieren en pezen, waardoor deze overbelast raken.
Anderzijds is het ook een feit dat er gemiddeld minder bewogen wordt. Er wordt vandaag de dag niet meer zoveel buiten gespeeld, steeds meer kinderen hebben een elektrische fiets of worden met de auto naar school gebracht, er is minder gymles en een groot deel van het leven bestaat uit Playstation, Nintendo Switch, Xbox en andere spelconsoles. Kortom: minder beweging en minder algemene lichamelijke ontwikkeling. De sport is dan vaak het enige echte beweegmoment in de week en die training is vaak sport specifiek en daardoor redelijk eenzijdig qua belasting.
Het gevaar van sportspecialisatie
Wat ook meespeelt is dat er op steeds jongere leeftijd een sportspecialisatie wordt gevraagd. Door deze vroege specialisatie heeft een kind een smallere motorische basis en afwisseling in het bewegen. Variabiliteit is nodig om een motorische taak op verschillende manieren uit te kunnen voeren, denk hierbij aan diverse technieken om een bal te gooien. Dat klinkt misschien een beetje gek, want het gaat toch om het resultaat en goed is goed.
Motorische basis
Toch zit het anders; hoe meer opties het zenuwstelsel kan bedenken om dezelfde taak uit te voeren, hoe hoger de variabiliteit is. Als een kind zich op vroege leeftijd specialiseert, ontwikkelt het zenuwstelsel zich veel beperkter. Door een vermindering van de keuzes (een lage variabiliteit) worden vaak dezelfde bewegingen gemaakt en treedt er eerder lokale overbelasting op. In lijn hiermee treden er bij een lage variabiliteit dus ook eerder acute blessures op, het lichaam heeft tenslotte niet geleerd zich aan te passen aan situaties buiten de eigen motorische basis.
Trainers getraind
Een hoge variabiliteit is dus een belangrijk aandachtspunt in jeugdsporttraining. Iets waar sportverenigingen van op de hoogte moeten zijn, iets waar trainers in getraind moeten zijn.
Sowieso brengen trainers over het algemeen veel tijd door met de sportende kinderen. Zij zijn bij uitstek de juiste personen voor blessure preventie. Trainers zouden, wanneer ze meer kennis hebben over bovenstaande zaken, eerder kunnen signaleren dat een kind niet optimaal beweegt. Ook geven kinderen aan trainers als eerste aan als ze last hebben van pijnklachten. Voor trainers is het lastig om de training op de juiste wijze aan te passen.
Het hebben van iets meer kennis kan al genoeg zijn om preventief te werken.
Bij fysiotherapie Wieënhof kunnen wij hierbij helpen. Door lezingen te geven, mee te kijken tijdens trainingen, adviezen en instructies te geven aan trainers, kunnen we ervoor zorgen dat kinderen lekker klachtenvrij kunnen blijven sporten. Hebben ze toch ondanks alles een blessure opgelopen? Dan zijn ze van harte welkom op onze praktijk. Hier gaan we aan de slag met specifieke oefeningen voor de klacht op functionele en spelende wijze. Zo waarborgen we toch sportplezier voor ieder kind.
Beter én leuker
Ook binnen de kinderfysiotherapie is er veel aandacht voor het trainen van variabiliteit. Daarmee worden twee vliegen in één klap geslagen. Het biedt een bredere basis zodat er beter gereageerd kan worden op onverwachte gebeurtenissen én wordt als veel leuker ervaren door kinderen dan eenzijdige, puur spiergroep gerichte oefeningen.
Taak in plaats van beweging
Waarom zouden we simpel trainen op een apparaat als de taak veel complexer en veelzijdiger is? En waarom zouden we één voorgeschreven bewegingspatroon zoals de lunge eindeloos trainen met toenemend gewicht in plaats van deze uitvalspas (de taak dus) trainen met allerlei variaties?
Advies aan ouders en verenigingen is dus om meer variatie in het bewegen aan te brengen. Kom je er niet uit? Hulp vragen staat vrij!